Jonge Esten zoals ik vragen zich dan ook af: als wij al zo gewend zijn aan een digitale democratie, waarom kan de rest van Europa dan niet dezelfde instrumenten gebruiken om jongeren meer bij het EU-beleid te betrekken?
Estland: waar digitaal normaal voelt
In Estland is je digitale identiteitsbewijs bijna net zo belangrijk als je paspoort. Recepten worden rechtstreeks naar je apotheek gestuurd, schoolwerk doe je online en elke overheidsdienst is slechts een paar klikken verwijderd. Voor mijn generatie voelt het werken met ingewikkelde systemen via technologie natuurlijk aan, het is waar we mee zijn opgegroeid.
Maar dat betekent niet dat het perfect is. Cybersecuritybedreigingen zijn reëel. Niet iedereen heeft gelijke toegang tot digitale tools. En zorgen over privacy zijn nooit ver weg. Toch zorgt dit er niet voor dat we de digitale samenleving willen opgeven. Het dwingt ons juist om systemen te bouwen die veiliger, eerlijker en gebruiksvriendelijker zijn.
De EU minder ver weg laten voelen
Laten we eerlijk zijn: de EU voelt vaak als een verre machine in Brussel. Voor veel jongeren is Europees beleid niets meer dan mannen in pak die debatteren over onderwerpen die we zelden begrijpen. Precies daarom zou de Estische manier van denken: digitaal eerst, jongerengedreven, de EU dichter bij jongeren overal kunnen brengen.
Dat zou er zo uit kunnen zien:
-
Verder dan petities: echte digitale participatie
Petities en hashtags zijn prima, maar wat als we verder zouden gaan? Stel je een veilig online platform voor, gebouwd met technologie zoals de digitale ID en blockchain van Estland, waar jongerenraden in heel Europa daadwerkelijk beleidsvoorstellen zouden kunnen indienen die de EU zou moeten beoordelen. Het zou niet alleen maar gepraat zijn, het zou echte, meetbare betrokkenheid zijn. -
Beleid omzetten in een spel
Het lezen van lange EU-documenten is niet bepaald tienervriendelijk. Maar wat als je beleid zou kunnen spelen? Stel je een simulatie voor waarin je de EU-begroting in evenwicht brengt, klimaatbeleid bepaalt of een handelsakkoord onderhandelt. Een soort 'PolicyCraft' die de EU interactief en leuk maakt, maar toch de echte gevolgen van beslissingen laat zien. -
AI die vertaalt, niet verwart
In plaats van AI als een bedreiging te zien, wat als we het zouden gebruiken om barrières te slechten? Denk aan AI-tools die complexe EU-wetgeving kunnen omzetten in eenvoudige, heldere uitleg of parlementaire debatten direct live kunnen vertalen naar elke EU-taal. Dat zou politiek toegankelijk maken voor iedereen, ongeacht hun achtergrond. -
Van sociale media-ruis naar echte conversatie
Jongeren zijn al actief op sociale media, maar politieke discussies daar ontaarden meestal in schreeuwpartijen. De EU zou kunnen experimenteren met digitale town halls: gestructureerde vraag-en-antwoordsessies met Europarlementariërs op platforms die jongeren daadwerkelijk gebruiken. Met slimme moderatie zouden dit echte gesprekken kunnen worden, in plaats van alleen maar ruis.
Het grotere geheel
De overstap van de digitale speeltuin van Tallinn naar een EU-breed systeem zal niet eenvoudig zijn. Elke lidstaat kent een ander niveau van digitale geletterdheid, andere zorgen over privacy en een ander niveau van vertrouwen in overheidstechnologie. Maar als Estland één ding laat zien, is het wel dat transparantie en gebruikersgericht ontwerp vertrouwen kunnen scheppen.
Uiteindelijk hangt de toekomst van Europa af van de jeugd. En onze generatie is al vertrouwd met de digitale wereld. Als de EU zich op die realiteit richt, kan dat ervoor zorgen dat jongeren niet alleen over politiek horen, maar er ook daadwerkelijk vorm aan geven.
Vanuit mijn standpunt in Tallinn is de weg voorwaarts duidelijk: een Europa dat beter verbonden, democratischer en opener is voor de mensen die het naar de toekomst zullen leiden.
