Peter Thiel , een van de invloedrijkste investeerders in Silicon Valley en de man achter bedrijven als PayPal, Palantir en de beginfase van Facebook, brengt een maand door in San Francisco om te praten over… de Antichrist en het einde van de wereld. Hij doet dit voor een uitverkocht publiek dat 200 dollar heeft betaald om hem te horen spreken.

In deze lezingen verbindt Thiel de 'Antichrist' met een wereldregering die technologie, met name kunstmatige intelligentie, wil 'remmen' , en presenteert hij elke regulering als een stap richting de Apocalyps. Dit antirationalistische discours, een combinatie van theologische angst en economische ideologie, is niet louter retorische hyperbool; het is een strategie om een ​​post- duistere verlichting te normaliseren . Het transformeert het debat over technologieregulering van een politieke kwestie in een metafysische oorlog tussen het 'goed van innovatie' en het 'kwaad van vertraging', waarbij uiteindelijk de toezichthouders en de luddisten (luddisme was een arbeidersbeweging in het 19e-eeuwse Engeland die machines kapotmaakte uit protest tegen banenverlies – niet uit angst voor technologie, maar tegen het oneerlijke gebruik ervan) – zelfs de performatieve.

Technologische vooruitgang wordt gepresenteerd als een autonome kracht, onafhankelijk van menselijke intenties of maatschappelijke verantwoordelijkheid, door degenen die de principes van de duistere verlichting omarmen (de duistere verlichting is een moderne antidemocratische ideologie die gelijkheid en rede verwerpt en stelt dat technologie en hiërarchie – niet collectieve vooruitgang – de samenleving zouden moeten leiden) en profiteren van deze interpretatie van de wereld. "Vooruitgang" heeft geen morele basis meer nodig, alleen geloof in de onvermijdelijke richting ervan, waarbij elke kritiek of belediging aan het priesterschap van de technologische eschatologie wordt vertaald in ketterij tegen vooruitgang. Technologie als sociaal construct, met dimensies van maatschappelijke impact en politieke economie, mag niet op een bovennatuurlijk voetstuk worden geplaatst, waarbij dimensies zoals sociale ongelijkheid of de ondermijning van democratisch toezicht zelf worden genegeerd.

Als alles bepaald wordt door de "onvermijdelijke" loop van de machine, dan is niemand er verantwoordelijk voor. Het antwoord? Dat is er niet. Tenminste, niet met de zekerheid van de onvermijdelijke loop van technologische vooruitgang, maar eerder met een perceptie van agnosticisme. Een voorstel komt uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de VS. De neo-luddistische reactie is geen romantische nostalgie. Het is een politieke kritiek op de ideologie van versnelling. Het hedendaagse neo-luddisme verwerpt technologie niet; het verwerpt het verhaal van haar almacht. Het richt zich op de ongelijke machtsverdeling, de afhankelijkheid van innovatie van kapitaal en bedrijfsbelangen, en het opleggen van het "technologische ritme" als normatieve regel voor de samenleving. Het is, met andere woorden, een vorm van tegenmacht.

De historische oorsprong van de term ' Luddisme ' blijft verdraaid, met arbeiders uit het begin van de 19e eeuw die machines niet haatten, maar juist de manier waarop ze arbeidsverhoudingen ten gunste van werkgevers transformeerden. In wezen beoefenden Luddieten 'collectieve onderhandelingen door middel van rebellie'. Hun geweld was niet blind; het was gericht op de klassenstrijd. Ze zagen technologie niet als vooruitgang, maar als een instrument van uitbuiting. De historische misvatting – dat 'Luddisme' simpelweg angst voor het nieuwe betekent – ​​bedient precies dezelfde kringen die vandaag de dag de propaganda van 'grenzeloze innovatie' herhalen.

In tegenstelling tot deze versnellingscultuur stellen neo-Luddieten – kunstenaars zoals Molly Crabapple of journalisten zoals Edward Ongweso Jr. – geen 'terugkeer naar de natuur' voor. Ze stellen een terugkeer naar het bewustzijn voor. Ze herinneren ons eraan dat achter de 'cloud' materialiteit schuilgaat: mijnbouw, arbeid, energieverbruik. Achter elk 'slim' systeem schuilen machtsverhoudingen. Hun verzet is niet romantisch; het is ecologisch, klassengedreven en politiek.

De grote ironie is dat het accelerationistische discours meer op theologie lijkt dan op het luddisme zelf. Terwijl neo-luddieten vragen "wie profiteert ervan?", antwoorden technoprofeten "iedereen, vroeg of laat". In werkelijkheid is dit "iedereen" het meest succesvolle mechanisme om ongelijkheden in de geschiedenis van de technologie te verhullen. Versnelling is alleen politiek zolang het onzichtbaar blijft; zodra je het ziet, verliest het zijn aantrekkingskracht.

De retoriek rond kunstmatige intelligentie (AI) volgt de logica van de aandelenmarkt: ze belooft dat de volgende versie de problemen zal oplossen die door de vorige zijn gecreëerd. De hele ideologie van het accelerationisme is gebaseerd op een economische fantasie, namelijk dat snelheid op zichzelf waarde creëert. Vooruitgang heeft daarom geen maatschappelijk doel nodig; het volstaat om het bbp of het rendement op aandelen van technologiebedrijven te verhogen. De retoriek rond kunstmatige intelligentie (AI) volgt de logica van de aandelenmarkt: ze belooft dat de volgende versie de problemen zal oplossen die door de vorige zijn gecreëerd. De hele ideologie van het accelerationisme: de bedrijven die het ontwikkelen – OpenAI, Google, Meta – presenteren hun tools als "democratiserende kennis", terwijl ze in de praktijk een ongekende controle krijgen over de distributie van informatie en arbeidsmarkten.

De cruciale verschuiving is dat AI niet alleen arbeid vervangt, maar ook de betekenis van productie zelf herstructureert. Van het weven van stoffen in 1811 zijn we in 2025 overgegaan op het weven van data. De moderne arbeider bedient geen machines – hij voedt algoritmes met zijn eigen aandacht, stem en imago. Door gebruikers gegenereerde content is de nieuwe arbeid, alleen onbetaald.

Neoluddistische kritiek brengt het concept van maatschappelijk nut terug op tafel. Het gaat er niet om apparaten af ​​te wijzen, maar om transparantie en collectieve controle te eisen. Wie bepaalt welke algoritmes worden gepromoot? Wie bepaalt de grenzen tussen innovatie en toezicht? Als de cloud evenveel energie verbruikt als een klein land, wie profiteert er dan van vooruitgang? Neoluddisten stellen de vraag die overheden vermijden: vooruitgang voor wie? De ironie is dat versnelling wordt gepresenteerd als een reactie op de crisis van het kapitalisme, terwijl het die in feite verergert. Algoritmes vervangen loonarbeid, maar niet de behoefte aan inkomen; de productiviteit neemt toe, maar de rijkdom wordt geconcentreerder. Elke belofte van automatisering gaat gepaard met grotere ongelijkheid.

Achter het spektakel van robots en algoritmen schuilt de herverdeling van macht. Technokapitalisme – de combinatie van technologische en financiële dominantie – houdt zich niet bezig met de vraag of kunstmatige intelligentie mensen zal vervangen, maar met hoe het hen goedkoper zal maken. Volgens onderzoek van MIT heeft automatisering meer bijgedragen aan ongelijkheid in de VS dan belastingen of globalisering. Laagbetaalde werknemers verliezen hun onderhandelingspositie, terwijl techbedrijven de facto werkgevers zonder verplichtingen worden.

Hetzelfde fenomeen wordt bevestigd door een rapport van het Institute for Public Policy Research in het Verenigd Koninkrijk: het probleem is niet massaal banenverlies, maar de verschuiving van inkomen van lonen naar bedrijfswinsten. Een rapport dat deze problemen al in 2017 aankaartte, bevestigt de huidige situatie. Algoritmes die "productiviteit" beloven, vertalen zich in een ongelijke verdeling van tijd en waarde, terwijl de tijd van werknemers wordt ingeperkt naarmate de tijd van het kapitaal toeneemt. Automatisering elimineert niet massaal banen, maar verlaagt de lonen van middelbaar opgeleide werknemers drastisch , waardoor een "nieuwe cloud-boerenstand" ontstaat.

Het publieke discours rond technologie handhaaft een vreemd ritueel optimisme. Van Silicon Valley tot Brusselse denktanks wordt 'innovatie' gepresenteerd als een doel op zich, ongeacht de maatschappelijke kosten. Versnelling wordt neutraliteit genoemd. Dit is precies wat neo-ludditische kritiek aan de kaak stelt: dat achter het dogma van 'vooruitgang voor iedereen' een mechanisme van uitsluiting schuilgaat, waarbij beslissingen worden genomen door de weinigen die de software, data en infrastructuur bezitten. Technofobie is dus een uitvinding van de versnellers; een vogelverschrikker om elke kritiek als 'emotioneel' af te doen. Een democratische technopolitiek is niet reactionair; ze is defensief. Ze stelt verantwoordingsinstellingen voor voor TN-modellen, transparantie in bedrijfsinvesteringen, het recht op algoritmische controle en burgerparticipatie bij het bepalen van het tempo van de versnelling. De toekomst wordt niet bepaald door de macht van servers – die hangt ervan af of we het concept van 'menselijk doel' heroveren. Machines hebben geen ziel, maar ze krijgen macht wanneer wij ze die geven. Als er angst is, is het die van stilte, niet van technologie.

Geschreven door

Geef het gesprek vorm

Heb je iets toe te voegen aan dit verhaal? Heb je ideeën voor interviews of invalshoeken die we moeten verkennen? Laat het ons weten als je een vervolg wilt schrijven, een tegengeluid wilt laten horen of een soortgelijk verhaal wilt delen.