Letland is het centrum geworden van een intense politieke en maatschappelijke confrontatie over vrouwenrechten, internationale verplichtingen en de invloed van antigenderbewegingen. Eind oktober 2025 stemde het Letse parlement met een nipte meerderheid voor de terugtrekking uit het Verdrag van Istanbul , het meest omvattende verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen. Deze stap leidde onmiddellijk tot nationale verontwaardiging, internationale bezorgdheid en een constitutionele botsing die de toekomstige relatie van het land met het Verdrag onzeker heeft gemaakt.
Een diep verdeeld parlementair besluit
De stemming op 30 oktober 2025 volgde op meer dan dertien uur van verhit debat. Zesenvijftig afgevaardigden steunden de terugtrekking, tweeëndertig waren ertegen en twee onthielden zich van stemming. Het initiatief werd aangevoerd door conservatieve en nationalistische partijen, die betoogden dat de definitie van gender in het Verdrag als een sociaal geconstrueerde rol een onaanvaardbare ideologische agenda bevordert. Zij stelden dat de bestaande Letse wetgeving huiselijk geweld al aanpakt en dat het Verdrag overbodig of opdringerig is. Deze argumenten weerspiegelden de bredere culturele en politieke spanningen die de afgelopen jaren zijn toegenomen, waarbij gendernormen een belangrijk strijdpunt in de Letse politiek zijn geworden.
Tegenstanders, waaronder maatschappelijke organisaties, juridische experts en veel leden van de regeringscoalitie, benadrukten dat dergelijke beweringen de doelstellingen van het Verdrag verkeerd weergeven. Het verdrag herdefinieert het biologische geslacht niet en legt geen veranderingen op aan gezinsstructuren; het verplicht staten juist om geweld te voorkomen, slachtoffers te beschermen en daders te vervolgen. Critici waarschuwden dat terugtrekking de veiligheid van vrouwen zou ondermijnen, de internationale geloofwaardigheid van Letland zou schaden en het land zou distantiëren van de Europese mensenrechtennormen. De timing van het besluit leidde tot verdere kritiek, aangezien het slechts enkele dagen voor een gepland evaluatiebezoek van GREVIO, de onafhankelijke toezichthoudende instantie van het Verdrag, werd genomen.
