Maar ondanks gedurfde beloften en een gestage stroom aan strategieën blijft de kloof tussen ambitie en daadwerkelijke vooruitgang alarmerend groot. Is het Actieplan Energie-efficiëntie 2030 dus een echt keerpunt – of slechts een goedbedoelde verklaring?

Doelstelling 2030: een moeilijke weg voorwaarts

Volgens de huidige EU-afspraken zou het totale energieverbruik in de EU tegen 2030 met 11,7% moeten dalen ten opzichte van het niveau van 2020. Dit is een kerndoel van de bredere inspanningen van de EU voor energietransitie, die ook het opvoeren van hernieuwbare energiebronnen en het verminderen van de afhankelijkheid van de import van fossiele brandstoffen omvat.

In mei 2025 beoordeelde de Europese Commissie de bijgewerkte nationale energie- en klimaatplannen (NECP's) van de lidstaten . Hoewel de Commissie de toename van de nationale ambities verwelkomde, signaleerde ze ook een aanzienlijke implementatiekloof – een kloof die "verdere actie" vereist om te dichten.

Maar wat houdt "verdere actie" precies in? Hoewel de cijfers er op papier misschien iets beter uitzien, is de werkelijkheid veel complexer. Beschikken de lidstaten daadwerkelijk over de politieke instrumenten en financiële middelen om deze doelstellingen te halen? En zo niet, zal de EU dan opnieuw haar definities of meetmethoden aanpassen om te voorkomen dat ze tekortschiet?

De “Triple Win” van energie-efficiëntie – nog steeds ongrijpbaar?

Energie-efficiëntie – minder energie verbruiken om dezelfde resultaten te behalen – is al lang een gouden regel in het EU-klimaatbeleid. In theorie biedt het een drievoudig voordeel: minder uitstoot, meer energieonafhankelijkheid en lagere energierekeningen.

De Commissie schat dat zonder de bestaande efficiëntiemaatregelen de vraag naar energie in Europa vandaag de dag 27% hoger zou zijn. Dat is gelijk aan het totale verbruik van Frankrijk, Nederland, Oostenrijk en Finland samen.

Het besparingspotentieel is enorm. Maar hier is een addertje onder het gras: die besparingen worden alleen gerealiseerd als alle lidstaten – zelfs de lidstaten met beperkte investeringscapaciteit – maatregelen consistent en eerlijk implementeren.

Dit roept een ongemakkelijke vraag op: zijn de financieringsmechanismen van de EU – zoals het cohesiebeleid en de groene transitiefondsen – werkelijk toereikend om grootschalige renovaties van gebouwen, moderniseringen van het elektriciteitsnet en energiezuinige technologieën in Centraal- en Zuid-Europa te ondersteunen? Tot nu toe heeft de financiële steun niet altijd gelijke tred gehouden met de klimaatambities.

Actieplan 2030: blauwdruk of wensenlijst?

In juni 2025 presenteerde EU-commissaris Dan Jørgensen het Actieplan voor energie-efficiëntie , waarin tien aandachtsgebieden werden geschetst, variërend van sectoraal beleid tot onderwijs en internationale partnerschappen.

De belangrijkste prioriteiten voor 2025-2026 zijn:

  • Lancering van een nieuw “Efficiency Action Forum 2030”
  • Het creëren van een nieuwe elektrificatiestrategie
  • Heroverweging van benaderingen voor verwarmings- en koelsystemen

Hoewel het plan concrete voorstellen bevat, vereisen veel ervan tijd, geld en politieke wil – zaken die schaars zijn. Een grote uitdaging? De bouwsector, die verantwoordelijk is voor ongeveer 40% van het totale energieverbruik in de EU, behoort ook tot de meest kapitaalintensieve sectoren om te hervormen.

De herziene richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) roept op tot volledige decarbonisatie van de Europese gebouwenvoorraad tegen 2050 en vereist nationale plannen voor de renovatie van gebouwen. Maar zijn deze doelen realistisch haalbaar zonder drastisch verhoogde investeringen en eenvoudigere procedures? Gezien de ervaringen uit het verleden is optimisme wellicht voorbarig.

Verwarming en koeling: de achterblijvende sector van de EU

Hoewel de elektriciteitssector enorme stappen heeft gezet op het gebied van CO2-reductie, blijven verwarming en koeling in het verleden steken – nog steeds sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen. In 2023 was volgens Eurostat slechts 26,2% van de energie die voor verwarming en koeling werd gebruikt afkomstig van hernieuwbare energiebronnen – een flinke achterstand op andere sectoren.

Een recente update van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED) beoogt een betere integratie van restwarmte en -koeling, waardoor deze sector een prominentere rol krijgt in de energietransitie. Maar zonder solide financiële prikkels en marktsignalen dreigen zelfs de best ontworpen regels nergens te komen.

De tijd zal leren of de Commissie werkelijk lering heeft getrokken uit haar eerdere fouten op dit gebied.

De kracht van mensen: alledaagse keuzes, grote impact

Energie-efficiëntie gaat niet alleen over grote beleidswijzigingen en veranderingen in de sector. Het is ook afhankelijk van de dagelijkse beslissingen die individuele burgers nemen.

Iets simpels als de overstap van gewone gloeilampen naar ledlampen kan het energieverbruik met 90% verminderen. Je wasmachine op een eco-programma laten draaien bespaart zowel energie als water. En door je apparaten te vervangen door zuinigere modellen, kun je tot wel € 250 per jaar besparen.

De Commissie schat dat regels voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering de EU tegen 2030 het equivalent van 230 miljoen ton olie kunnen besparen.

Maar hier is de crux: hoeveel mensen weten überhaupt dat deze tools bestaan? Worden hulpmiddelen zoals de Energy Efficiency Product Database breed gebruikt? Zonder betere communicatie en enige financiële ondersteuning kan het veranderen van consumptiegewoonten te langzaam gaan.

Tussen COP28-beloften en Europese realiteit

Tijdens de COP28 in 2023 beloofde de EU de wereldwijde capaciteit voor hernieuwbare energie te verdrievoudigen en het tempo van verbeteringen op het gebied van energie-efficiëntie te verdubbelen tegen 2030. Inspirerende woorden, maar om ze ook daadwerkelijk waar te maken, zijn actie op nationaal en lokaal niveau nodig.

Hoewel de EU een koers kan uitzetten, is het aan de individuele lidstaten om die koers daadwerkelijk te volgen. En zoals uit de laatste evaluaties van de Commissie blijkt, is het tempo van de maatregelen verre van uniform. Sommige landen boeken snel vooruitgang, terwijl andere moeite hebben om de achterstand in te halen.

De echte vraag is dus: kan de EU de coördinatie, investeringen en solidariteit bieden die nodig zijn om ervoor te zorgen dat geen enkel land achterblijft op weg naar 2030?

Alleen de tijd en actie zullen het leren.

Geschreven door

Geef het gesprek vorm

Heb je iets toe te voegen aan dit verhaal? Heb je ideeën voor interviews of invalshoeken die we moeten verkennen? Laat het ons weten als je een vervolg wilt schrijven, een tegengeluid wilt laten horen of een soortgelijk verhaal wilt delen.